Ouderdomskwalen
Het is natuurlijk logisch dat ouder worden gepaard gaat met slijtage. Dat wil echter niet zeggen dat we het proces niet kunnen afremmen of de dieren ondersteunen zodat ze er zo min mogelijk last van hebben.
Staar
Staar is het vertroebelen van de lens door sclerose. De lens bevindt zich in de achterste oogkamer (achter het regenboogvlies) en is te “zien” doorheen de pupil. Een gezonde lens is doorzichtig en daarom op het eerste zicht niet te zien. Als de lens troebel wordt zien we een blauw/grijze schijn verschijnen. Voor de kat is het vergelijkbaar met mist die steeds dichter wordt. Op een gegeven moment kunnen ze alleen nog licht en donker van elkaar onderscheiden en zien ze silhouetten. Omdat ze dingen pas heel laat zien kunnen ze schrikken van bijvoorbeeld handen die naar ze uitgestoken worden om ze te aaien. Thuis kennen ze de weg en merken we vaak weinig van het verminderde zicht. Ze kunnen problemen krijgen met het inschatten van afstanden waardoor ze soms mis springen. Uiteindelijk worden ze volledig blind. Het is mogelijk om dit probleem operatief te verhelpen. De lens wordt hierbij verwijderd en er wordt een kunstlens voor terug geplaatst.
Bij cataract ontstaat er ook vertroebeling van de lens en kan ook voorkomen bij jongere dieren. Cataract is het gevolg van andere oorzaken zoals suikerziekte of uveitis (ontsteking in het oog).
Gebitsproblemen
In de loop van de tijd kan tandplak zich opstapelen en omgevormd worden tot tandsteen. Bacteriën zorgen voor het ontstaan van tandplak en de omvorming naar tandsteen. In het tandsteen kunnen ze zich goed verstoppen en van daaruit het tandvlees (parodontitis) en tandwortel aantasten en kunnen ze tanden en kiezen verliezen. Gebitsproblemen kunnen ook aan de basis liggen van hart-, lever- en nierproblemen.
Hart- en longproblemen
Bij katten zien we vaak Hypertrofische Cardiomyopathie. De hartspier wordt hierbij steeds dikker waardoor er minder ruimte (volume) is in het hart. Hierdoor wordt er per samentrekking van het hart minder bloed naar het lichaam gestuurd. Om dit te compenseren moet het hart vaker samentrekken en dus harder werken. Hierdoor neemt de dikte van de hartspier weer toe en krijg je een verergering van het probleem.
Tijdens het leven worden de longen veel belast met bijvoorbeeld stof en ziekten. Longaandoeningen laten littekenweefsel achter. Hierdoor moeten de longen harder werken en slijten ze dus weer sneller. Astma en chronische bronchitis zijn veel voorkomende aandoeningen bij de kat.
De gevolgen van hart- en longaandoeningen zijn verminderd uithoudingsvermogen, kortademigheid, cyncope (zuurstof tekort en daardoor omvallen) en sterfte.
Hormonale problemen
Schildklierproblemen komen vaak voor bij oudere katten. De schildklier kan worden vergeleken met het gaspedaal van een auto. Bij katten is de schildklier overactief, waardoor de motor dus altijd op volle toeren draait. Het hele lichaam wordt dus extra belast alsof de kat constant aan het sporten is. Dit kost veel energie en we zien dat de kat afvalt ondanks dat hij enorm veel eet. Ze zijn ook vaak prikkelbaar en kunnen fel reageren en ze gaan de vacht minder goed verzorgen.
Een ander voorbeeld is suikerziekte. Net als bij de mens kunnen katten last krijgen van ouderdoms suikerziekte. Het hormoon insuline, dat door de alvleesklier wordt geproduceerd, zorgt ervoor dat cellen glucose (suiker) opnemen uit het bloed om te gebruiken als brandstof. Bij ouderdoms suikerziekte worden de cellen ongevoelig voor de insuline en blijft het glucose dus in het bloed. De cellen blijven roepen om brandstof waardoor de katten altijd honger hebben. We zien dat de dieren afvallen en dat ze veel gaan plassen en drinken.
Leverproblemen
De lever is een zeer belangrijk orgaan dat betrokken is in heel veel verschillende processen. Het heeft een rol in de ontgifting (verwerken van gifstoffen), eiwitstofwisseling (onder andere vorming van ureum uit afvalstoffen van eiwitverbranding, vorming van eiwitten), koolhydraatstofwisseling (omzetting van suikers en opslag), vetstofwisseling (verwerking verzadigde- en onverzadigde vetzuren) en de vorming van gal.
Bij problemen met de lever zijn de symptomen dus zeer divers. Ze kunnen gaan braken, veel drinken en plassen, diarree, geelzucht, ascitis (vocht in de buik), gewichtsverlies en hepatoencephalopathie (neurologische verschijnselen door te veel gifstoffen die invloed hebben op de hersenen).
Nierfalen
De nieren zijn opgebouwd uit heel veel kleinen functionele eenheden (nefronen). Door slijtage gaan de nefronen stuk en moeten de overgebleven nefronen het werk overnemen. Als er te weinig goede nefronen over zijn ontstaan er symptomen en spreken we van nierfalen. Katten zijn erg gevoelig voor het ontwikkelen van nierfalen. Bij nierfalen gaan dieren meer plassen en drinken, ze kunnen gaan braken en hebben een verminderde eetlust.
Kapotte nefronen kunnen niet meer herstellen. Wel kunnen we proberen de overgebleven nefronen zo min mogelijk te belasten en te ondersteunen.
Gewrichtsproblemen
Slijtage van de gewrichten noemen we artrose. Artrose gaat gepaard met een ontsteking en aanmaak van botwoekeringen. Dieren kunnen mank gaan lopen, worden stijf (voornamelijk bij het opstarten) en de gewrichten worden minder beweeglijk. Gewicht is voor dieren die leiden aan artrose zeer belangrijk. Hoe zwaarder de dieren zijn, hoe meer belasting en dus verergering van het probleem. Daarnaast zorgt vetweefsel voor de afgifte van bepaalde stoffen die ontstekingsreacties stimuleren. Beweging of belasting is ook erg belangrijk. Rechtlijnige beweging is hierbij veel minder belastend dan bijvoorbeeld springen, hetgeen katten vaak doen. Voeding heeft ook veel invloed op artrose. Een voorbeeld hiervan is Mobility van Royal Canine. Deze voeding bevat onder andere omega-3 en -6 vetzuren die ontstekingsreacties afremmen. Tenslotte kan er gestart worden met medicatie (NSAID’s).
Artrose is geen “stabiele” aandoening, de dieren zullen goede en slechte dagen hebben maar in algemene zin wordt het steeds erger. Naast boven genoemde behandeling zijn er voor patiënten waarbij dit onvoldoende help nog andere, speciale behandelingen mogelijk.
Tumoren
Normaal gesproken worden cellen die kapot zijn opgeruimd door het lichaam. Soms gebeurd het dat een cel stuk gaat en het lichaam er geen controle meer over heeft. Deze cellen kunnen zich dan ongeremd gaan vermenigvuldigen en ontstaan er tumoren. Er zijn verschillende criteria om tumor in te delen als goed- en kwaadaardig. Deze criteria zijn echter niet zwart-wit. Er bestaan goedaardige tumoren met kwaadaardige kenmerken en omgekeerd. Ook het type cel waaruit de tumor ontstaan is geeft ons veel informatie hoe het zich kan gedragen. Denk hierbij aan de kans op uitzaaiingen of het terugkeren nadat de tumor verwijderd is. Om er achter te komen om wat voor soort tumor het gaat kunnen we met een naald een monster nemen en door het laboratorium laten onderzoeken.