Nierfalen en uremie
Nierfalen
Van nierfalen wordt gesproken als de nieren niet meer in staat zijn om de normale nierfuncties uit te oefenen. De nieren zijn vooral van belang als ontgiftings- en uitscheidingsorganen, maar ze spelen ook een rol bij de aanmaak van rode bloedcellen en natuurlijk bij de water- en mineralenhuishouding (het op peil houden van de bloeddruk en het reguleren van de elektrolytenbalans).
Nierfalen komt het meeste voor bij oudere dieren (grote honden > 8 jaar, kleine honden > 10 jaar, katten > 12 jaar). Bij deze patiënten is het nierfalen veelal het gevolg van een soort verbindweefseling van de nieren, waarbij functioneel nierweefsel wordt vervangen door “littekenweefsel” (dit wordt ook wel chronische interstitiële nefritis (CIN) of schrompelnier genoemd).
Nierfalen kan echter ook optreden ten gevolge van een (acute) nierontsteking, ernstige uitdroging, een blokkade van de urinewegen, (ernstige) hartaandoeningen, vergiftigingen, cysten in de nieren (PKD bij de kat!), tumoren in de nieren etc.
Symptomen
Een hond of kat met nierfalen zal, afhankelijk van de ernst en duur van het nierfalen één of meer van de volgende symptomen gaan vertonen:
- Veel drinken en plassen
- Vermageren
- Spierzwakte
- Slechte eetlust
- Regelmatig braken (mogelijk met bloed)
- Diarree (mogelijk met bloed)
- Bleke slijmvliezen
- Vieze (ammoniak) geur uit de bek
- Slechte algehele conditie
- Ontstekingen in de bek
- Coördinatiestoornissen
Uremia
Een aantal van bovenstaande symptomen ontstaan ten gevolge van het circuleren van een bepaalde gifstof in het bloed, het zogenaamde ureum. Dit wordt ook wel uremie genoemd. Ureum is een afbraakproduct van eiwitten uit de voeding en wordt normaal gesproken afgevoerd door de nieren met de urine. Bij een uitval van de nierfunctie van ongeveer 50%(!) zal het ureum in het bloed gaan stijgen. Zoals gezegd is ureum giftig en het blijven circuleren van dit gif heeft dan ook de nodige gevolgen. Het veroorzaakt een misselijk gevoel en daardoor een slechte eetlust. Het ureum veroorzaakt ook een ontsteking van maag- en darmslijmvlies hetgeen braken en anorexie kan veroorzaken. Door bacteriën in de bek wordt ureum omgezet in ammoniak, hetgeen de geur uit de bek en zweren en ontstekingen van het mondslijmvlies (maar soms ook van het maag- en darmslijmvlies) kan veroorzaken. De coördinatiestoornissen zijn een gevolg van het effect van ureum en ammoniak op de hersenfunctie. Een uitval van de nierfunctie veroorzaakt behalve een uremie ook een verzuring van het bloed (braken), een verlies van kalium en eiwitten (en daardoor vermageren, afname van de spiermassa en spierzwakte) en een stijging van het fosfaat in het bloed. Het vele plassen en daardoor drinken heeft te maken met het verlies van het vermogen om de urine te concentreren, waardoor de urine te waterig wordt. De bleke slijmvliezen zijn een gevolg van bloedarmoede, dit ontstaat als de nieren niet voldoende hormoon (erythropoïetine/EPO) aanmaken wat nodig is voor de aanmaak van nieuwe rode bloedcellen. Met al deze gevolgen moet bij de behandeling van nierfalen zo goed mogelijk rekening worden gehouden.
Diagnose
De diagnose van nierfalen wordt bevestigd door middel van een bloedonderzoek. Een stijging van het ureum (zie boven) en het creatinine (dit is een afbraakproduct van spiereiwitten, dat normaliter in constante mate door de nieren wordt uitgescheiden) geeft aan dat de nieren niet meer goed functioneren. Zoals reeds eerder opgemerkt moeten we ons realiseren dat een stijging van deze stoffen in het bloed pas optreedt bij een uitval van 50% of meer! Bij nierfalen wordt tevens vaak een verhoging van het fosfaat gehalte in het bloed gevonden. Om eventuele achterliggende oorzaken voor het nierfalen te kunnen achterhalen, voor het vaststellen van complicaties (bloedarmoede, eiwittekort) en om specifieke behandelingen te kunnen instellen kunnen er meer onderzoeken nodig zijn dan alleen een bepaling van het ureum en creatinine. Meestal is een uitgebreider bloedonderzoek en een urineonderzoek nodig en soms kan het zinvol zijn om een echografisch onderzoek van de nieren uit te laten voeren.
Sinds kort is er een nieuwe bloedtest beschikbaar: SDMA. De concentratie SDMA stijgt al in een veel vroeger stadium. Dit is het geval bij 25-40% schade aan de nier. Indien we een dier verdenken van nierfalen en de ureum en creatinine lijken normaal kunnen we de SDMA-test inzetten. Ook kunnen we de test gebruiken als screening bij oudere dieren om in een vroeg stadium problemen te constateren en te behandelen. Zie voor meer informatie ons artikel: SDMA voor diagnose van nierproblemen
Therapie
De therapie bestaat uit een aantal facetten:
- infusen om gifstoffen af te voeren en uitdroging (en soms kaliumtekorten) te corrigeren; voor katten is er de mogelijkheid om langdurige vloeistoftherapie toe te passen door middel van de zogenaamde IV-braunule (is een tube in de ader voor directe intraveneuze spoeling, hetgeen in beginfase absoluut essentieel is)
- nierdieet: een nierdieet bevat minder eiwit (minder ureum) dan een normaal voer, het eiwit is van een hoge kwaliteit (minder afvalstoffen (= ureum) en betere biologische beschikbaarheid) en minder fosfor (remt de progressie van het nierfalen af).
- aanvullen van de behoefte aan essentiële vetzuren (ontstekingsremmend en conditieverbeterend)
- ondersteuning van vertering en darmflora in de vorm van Protexin Pro-fibre®
- specifieke maatregelen toegespitst op de individuele patiënt (bv. kalium toevoegen aan voer, spierversterkende middelen geven, antibiotica )
Prognose
De prognose is natuurlijk afhankelijk van de ernst van het nierfalen en van de oorzaak ervan. Bij nierfalen waarbij niet een oorzakelijke behandeling ingesteld kan worden (dit is dus het geval bij de schrompelnieren, zie boven) moet in ieder geval beseft worden dat geen enkele behandeling een echte genezing zal bewerkstelligen. Doel van de behandeling is de klachten van het nierfalen zo goed mogelijk te verminderen en de progressie van het nierfalen zo goed mogelijk af te remmen, waardoor het dier een nog een prettig leven kan lijden.