De ziekte van Addison
Oorzaak
De ziekte van Addison is vernoemd naar Thomas Addison die de ziekte als eerste beschreef. Het betreft een aandoening ter hoogte van de bijnieren. Deze zijn geen onderdeel van de nieren maar hebben de naam gekregen omdat ze naast de nieren liggen. Addison ontstaat doordat de bijnierschors onvoldoende functioneert. Hierdoor ontstaat er een tekort aan mineralocorticosteroïden en glucocorticosteroïden. De mineralocorticosteroïden (o.a. aldosteron) zorgen voor de mineralen- en waterhuishouding in het lichaam en de handhaving van de bloeddruk. De glucocorticosteroïden (cortisol) zijn van belang voor het metabolisme. Tijdens stressvolle situaties maken de bijnieren normaal glucocorticosteroïden aan, dat het lichaam in staat stelt met de situatie te kunnen omgaan. Dus een stressvolle situatie kan leiden tot een crisis waarbij snelle behandeling noodzakelijk is.
Auto-immuunziekte
De ziekte van Addison is meestal een auto-immuunziekte. Bij een auto-immuunziekte richt de afweer zich tegen delen van het eigen lichaam. Bij de ziekte van Addison richt de afweer zich tegen de bijnierschors. Pas als 85% tot 90% van de bijnieren is verdwenen worden de problemen zichtbaar. Bij dieren die behandeld zijn voor de ziekte van Cushing met Lysodren ontstaat door het vernietigen van de bijnierschors ook het beeld van de ziekte van Addison. We spreken dan van medicatie-geïnduceerde Addison. Deze ziekte komt voornamelijk voor bij de hond en wordt zelden bij de kat gezien. De Labradoodle is een hondenras waarbij de ziekte van Addison relatief vaak wordt gezien.
Voorkomen
Honden van alle rassen kunnen de ziekte van Addison krijgen. Er lijkt sprake te zijn van een erfelijke ziekte bij de Labradoodles, Poedels, Portugese Waterhonden, Nova Scotia Duck Tolling Retreiver, Cairn Terriër, Cocker Spaniël en Bearded collies. De ziekte wordt ook vaker gevonden bij de West Highland White Terriër, Rottweilers, Sint Bernards en Leonbergers.
Symptomen
De symptomen van deze ziekte zijn zeer vaag. Door de niet-specifieke symptomen kan het lijken op andere vaker voorkomende aandoeningen zoals maag- en darmklachten of nierfalen. Meestal gaat het proces geleidelijk en heeft de hond af en toe periodes met vage symptomen. De hond wordt pas op de kliniek aangeboden als er een acute crisis optreedt. De meeste waargenomen symptomen zijn slechte eetlust, sloom, vermageren, buikpijn, braken, zwakte, trillen en diarreeklachten. Bij het onderzoek op de kliniek komt vaak naar voren dat de hond uitgedroogd is en een langzame zwakke pols heeft.
Stellen van de diagnose
De diagnose wordt gesteld door een bloedonderzoek. In dit bloedonderzoek komt naar voren dat de natrium- en kaliumwaarden afwijkend zijn. Opvallend is een hoog kaliumgehalte met een laag natriumgehalte. Daarnaast zijn de nierwaarden vaak (sterk) verhoogd.
Wanneer er een vermoeden is van de ziekte van Addison dan wordt er een ACTH- stimulatietest gedaan. ACTH is een hormoon wat geproduceerd wordt in de hypofyse (aanhangsel van de hersenen) en de bijnierschors activeert om cortisol aan te maken. Bij deze test wordt twee maal bloed afgenomen met 90 minuten ertussen. Na de eerste keer krijgt de hond een injectie met een synthetisch ACTH toegediend. Dan wordt in het bloed de cortisolwaarde bepaald. Wanneer deze waarde in beide bloedstalen lager is dan de referentiewaarden wordt de ziekte van Addison bevestigd. Normaal moet bij de tweede staal de cortisolwaarde hoger zijn na de stimulatie van de ACTH.
Helaas ongeneeslijk
De ziekte van Addison is niet te genezen. De behandeling bestaat uit het levenslang geven van bepaalde hormonen zodat het tekort aan cortisol en aldosteron wordt opgeheven. Er wordt dus een tekort aangevuld zodat het lichaam normaal kan functioneren en er wordt geen overdosis gegeven. Hierdoor zijn er ook geen bijwerkingen die normaal optreden bij het geven van corticosteroïden zoals veel drinken, veel plassen en dikker worden.
Addison-crisis
Wanneer een patiënt in een acute ‘Addison-crisis’ zit, is dit een spoedgeval. Dit is een levensbedreigende situatie. Het is belangrijk dat de hond een intraveneus infuus krijgt en medicatie via het infuus totdat de hond weer zelfstandig eet en drinkt. Daarna wordt overgegaan op orale medicatie. De orale medicatie bestaat uit een glucocorticoïd (cortison tabletten), mineralocorticoïden (fludrocortison tabletten) en zout (natriumchloride). De eerste controle gebeurd na twee tot drie weken waarbij een lichamelijk onderzoek plaatsvindt en de natrium- en kaliumbepaling gedaan wordt. Dan kan de medicatie nog aangepast worden. Daarna zal dit halfjaarlijks plaatsvinden.
Aangepaste medicatie bij stress
De doseringen van de medicatie moeten aangepast worden in stresssituaties voor de hond zoals bij koorts, ziekte, chirurgie, trimmen of verandering in dagelijkse routine. Hierbij worden de glucocorticosteroïden verhoogd.
Levensverwachting
De verwachtingen voor de patiënt zijn positief en in de meeste gevallen reageren ze goed op de behandeling en kunnen een normaal leven leiden.