Ouderdomskwalen
Het is natuurlijk logisch dat ouder worden gepaard gaat met slijtage. Dat wil echter niet zeggen dat we het proces niet kunnen afremmen of de dieren ondersteunen zodat ze er zo min mogelijk last van hebben.
Staar
Staar is het vertroebelen van de lens door sclerose. De lens bevindt zich in de achterste oogkamer (achter het regenboogvlies) en is te “zien” doorheen de pupil. Een gezonde lens is doorzichtig en daarom op het eerste zicht niet te zien. Als de lens troebel wordt zien we een blauw/grijze schijn verschijnen. Voor de hond is het vergelijkbaar met mist die steeds dichter wordt. Op een gegeven moment kunnen ze alleen nog licht en donker van elkaar onderscheiden en zien ze silhouetten. Omdat ze dingen pas heel laat zien kunnen ze schrikken van bijvoorbeeld handen die naar ze uitgestoken worden om ze te aaien. Thuis kennen ze de weg en merken we vaak weinig van het verminderde zicht. Uiteindelijk worden ze volledig blind. Het is mogelijk om dit probleem operatief te verhelpen. De lens wordt hierbij verwijderd en er wordt een kunstlens voor terug geplaatst.
Bij cataract ontstaat er ook vertroebeling van de lens en kan ook voorkomen bij jongere dieren. Cataract is het gevolg van andere oorzaken zoals suikerziekte of uveitis (ontsteking in het oog).
Gebitsproblemen
In de loop van de tijd kan tandplak zich opstapelen en omgevormd worden tot tandsteen. Bacteriën zorgen voor het ontstaan van tandplak en de omvorming naar tandsteen. In het tandsteen kunnen ze zich goed verstoppen en van daaruit het tandvlees (parodontitis) en tandwortel aantasten en kunnen ze tanden en kiezen verliezen. Gebitsproblemen kunnen ook aan de basis liggen van hart-, lever- en nierproblemen.
Hart- en longproblemen
Bij hartproblemen ontstaat er extra belasting van het hart met als gevolg verergering van het probleem. Bij kleine honden zien we vooral Mitralisklep Endocardiose. Door slijtage van de hartklep sluiten deze niet meer voldoende en kan er bloed de verkeerde kant o stromen. Dilatorische Cardiomyopathie zien we voornamelijk bij grote honden. De spierwand rekt bij deze aandoening steeds verder uit, wordt dun en verliest zijn vermogen om goed samen te trekken.
Tijdens het leven worden de longen veel belast met bijvoorbeeld stof en ziekten. Longaandoeningen laten littekenweefsel achter. Hierdoor moeten de longen harder werken en slijten ze dus weer sneller. Brachycephale honden zijn honden met een korte neus. Denk hierbij aan boxers, Franse bulldoggen en mopshonden. Deze honden hebben last van BOS (Brachycephalic Obstruction Syndrome). De neusgaten zijn klein en het zachte gehemelte is te lang en te dik. Dit heeft als gevolg dat de luchtwegen er nauw zijn en moeten ze veel onderdruk creëren om lucht aan te zuigen. Er zijn vele gradaties waardoor sommige honden er nauwelijks hinder van ondervinden en andere veel moeite hebben met ademhalen. Als gevolg van de sterke onderdruk kan onder andere de luchtpijp vernauwen of dichtklappen. De luchtpijp (trachea) bestaat uit hoefijzervormige ringen met er tussen een bindweefsel band. Het is deze band die uitrekt en naar binnen gezogen wordt waardoor de luchtpijp niet meer toegankelijk is.
De gevolgen van hart- en longaandoeningen zijn verminderd uithoudingsvermogen, kortademigheid, cyncope (zuurstof tekort en daardoor omvallen) en sterfte.
Leverproblemen
De lever is een zeer belangrijk orgaan dat betrokken is in heel veel verschillende processen. Het heeft een rol in de ontgifting (verwerken van gifstoffen), eiwitstofwisseling (onder andere vorming van ureum uit afvalstoffen van eiwitverbranding, vorming van eiwitten), koolhydraatstofwisseling (omzetting van suikers en opslag), vetstofwisseling (verwerking verzadigde- en onverzadigde vetzuren) en de vorming van gal.
Bij problemen met de lever zijn de symptomen dus zeer divers. Ze kunnen gaan braken, veel drinken en plassen, diarree, geelzucht, ascitis (vocht in de buik), gewichtsverlies en hepatoencephalopathie (neurologische verschijnselen door te veel gifstoffen die invloed hebben op de hersenen).
Nierfalen
De nieren zijn opgebouwd uit heel veel kleinen functionele eenheden (nefronen). Door slijtage gaan de nefronen stuk en moeten de overgebleven nefronen het werk overnemen. Als er te weinig goede nefronen over zijn ontstaan er symptomen en spreken we van nierfalen. Bij nierfalen gaan dieren meer plassen en drinken, ze kunnen gaan braken en hebben een verminderde eetlust.
Kapotte nefronen kunnen niet meer herstellen. Wel kunnen we proberen de overgebleven nefronen zo min mogelijk te belasten en te ondersteunen.
Gewrichtsproblemen
Slijtage van de gewrichten noemen we artrose. Artrose gaat gepaard met een ontsteking en aanmaak van botwoekeringen. Dieren kunnen mank gaan lopen, worden stijf (voornamelijk bij het opstarten) en de gewrichten worden minder beweeglijk. Gewicht is voor dieren die leiden aan artrose zeer belangrijk. Hoe zwaarder de dieren zijn, hoe meer belasting en dus verergering van het probleem. Daarnaast zorgt vetweefsel voor de afgifte van bepaalde stoffen die ontstekingsreacties stimuleren. Beweging of belasting is ook erg belangrijk. Probeer de conditie van uw hond zo goed mogelijk te houden. Rechtlijnige beweging is hierbij veel minder belastend dan bijvoorbeeld achter een bal aanrennen. Voeding heeft ook veel invloed op artrose. Een voorbeeld hiervan is Mobility C2P+ van Royal Canine. Deze voeding bevat omega-3 en -6 vetzuren die ontstekingsreacties afremmen. Verder zit er Kurkuma extract, groene thee extract en gehydrolyseerd collageen. Tenslotte kan er gestart worden met medicatie (NSAID’s).
Artrose is geen “stabiele” aandoening, de dieren zullen goede en slechte dagen hebben maar in algemene zin wordt het steeds erger. Naast boven genoemde behandeling zijn er voor patiënten waarbij dit onvoldoende help nog andere, speciale behandelingen mogelijk.
Tumoren
Normaal gesproken worden cellen die kapot zijn opgeruimd door het lichaam. Soms gebeurd het dat een cel stuk gaat en het lichaam er geen controle meer over heeft. Deze cellen kunnen zich dan ongeremd gaan vermenigvuldigen en ontstaan er tumoren. Er zijn verschillende criteria om tumor in te delen als goed- en kwaadaardig. Deze criteria zijn echter niet zwart-wit. Er bestaan goedaardige tumoren met kwaadaardige kenmerken en omgekeerd. Ook het type cel waaruit de tumor ontstaan is geeft ons veel informatie hoe het zich kan gedragen. Denk hierbij aan de kans op uitzaaiingen of het terugkeren nadat de tumor verwijderd is. Om er achter te komen om wat voor soort tumor het gaat kunnen we met een naald een monster nemen en door het laboratorium laten onderzoeken.