Alvleeskliertumor bij de hond
Inleiding
De alvleeskleir (pancreas) bevat betacellen die insuline produceren. Insuline zorgt ervoor dat glucose door de cellen wordt opgenomen. Een insulinoom is een tumor van de betacellen die continu insuline blijven produceren waardoor de hond een te laag bloedsuikergehalte krijgt. Ondanks de lage bloedsuikerspiegel blijft de tumor insuline produceren. Hierdoor zal de hond flauwtes krijgen, die naarmate de tijd vordert, steeds ernstiger worden. De tumor komt voornamelijk voor bij honden, en zelden bij katten. De ziekte komt voor vanaf 4 jaar, maar de diagnose wordt meestal gesteld op een gemiddelde leeftijd van 9 jaar. We zien de ziekte bij middelgrote tot grote honden, maar er is geen voorkeur voor ras of geslacht. De ziekte komt even vaak voor bij reuen als bij teven. In het overgrote deel van de gevallen (>95%) is de tumor kwaadaardig, en als een eigenaar met zijn hond naar de dierenarts komt is de tumor meestal al uitgezaaid. De uitzaaiingen komen voor in de regionale lymfeknopen, het omliggende weefsel (zoals de ophangband van de darm en het omentum (oftewel “grote net”), en de lever.
Klinische symptomen
In het begin van de ziekte raakt de hond tijdens inspanning plotseling uitgeput, of zakt door voor- en/of achterpoten, en maakt een verwarde indruk. Spiertrillingen komen voor, evenals ataxie oftewel een dronkemansgang. De aanvallen verergeren geleidelijk en nemen meestal in frequentie toe, later komen de aanvallen ook onafhankelijk van inspanning voor. Na een aanval kan de hond erg hongerig zijn. Later krijgt de aanval het karakter van een toeval, oftewel een epileptiforme aanval. Dit komt doordat de bloedsuiker steeds verder daalt doordat er steeds meer insuline geproduceerd wordt. In het begin zijn deze aanvallen nog zelflimiterend (stoppen vanzelf), aangezien er hormonen (adrenaline, glucagon) vrijgesteld worden die erop gericht zijn om het bloedsuiker te laten stijgen. Maar indien de insulineproductie verder toeneemt ontstaat een permanente epileptiforme aanval met blijvende hersenbeschadiging.
Lichamelijk onderzoek
Tijdens het lichamelijk onderzoek worden meestal geen afwijkingen gevonden. Sommige honden vertonen een toename in gewicht, wat waarschijnlijk het resultaat is van de anabole effecten van insuline. Een zeldzame complicatie van de ziekte is perifere neuropathie. Dit wil zeggen dat er degeneratieve (slijtage) veranderingen in de perifere zenuwen aanwezig zijn. Dat kan leiden tot zwakte van de achterste ledematen, spieratrofie, verzwakte spinale reflexen en een gestoorde proprioceptie.
Diagnose
Een waarschijnlijkheidsdiagnose kan gemaakt worden op basis van de ziektegeschiedenis, het lichamelijk onderzoek, en de afwezigheid van afwijkingen behalve een te laag bloedsuiker oftewel hypoglycaemie bij een routine bloedonderzoek. De diagnose van een insuline producerende tumor wordt bevestigd door een bepaling van de insulineconcentratie in het bloed op het moment dat er een hypoglycaemie is. Persisterende hypoglycaemie (bij een plasmaglucose <3 mmol/l bij de nuchtere hond) samen met een normale of hoge plasma-insulineconcentratie (>10 mU/l) bevestigt dus de diagnose. Met echografie kan een massa in de alvleesklier aangetoond worden, maar hier is wel veel ervaring voor nodig, en aangezien de tumoren vaak klein zijn kunnen ze makkelijk gemist worden. Er kan ook computertomografie (CT-scan) van de alvleesklier gedaan worden.
Therapie
Een (kijk)operatie blijkt de beste manier om de diagnose en de prognose vast te stellen en om de behandeling uit te voeren. Als een hond een enkele massa heeft die verwijderd kan worden is de hond genezen. Bij honden waarbij niet al het afwijkende weefsel kan worden weggehaald of bij honden met uitzaaiingen, zal het weghalen van het overgrote deel van het afwijkende weefsel in ieder geval leiden tot het verdwijnen of verminderen van de klinische symptomen, durend van weken tot maanden, en zal er een verbeterde respons zijn op een behandeling met medicijnen. Bij de beslissing om wel of niet te opereren moet rekening gehouden worden met de duur van de klachten, de algemene toestand van de hond en het feit dat in veel gevallen het insulinoom voor de diagnose al is uitgezaaid. In dit laatste geval kan chirurgie leiden tot verlichting van de klachten, maar zal het geen duurzame genezing bieden.
Totdat er een eventuele operatie plaatsvindt, moet de hond beschermd worden tegen aanvallen van hypoglycaemie. Dit kan gedaan worden door opwinding en fysieke inspanning te limiteren. Verder moet de toediening van glucose of gewone suiker altijd vermeden worden, tenzij het essentieel is om een epileptiforme aanval te stoppen. Een toename van glucose in het plasma zal namelijk de betacellen van de alvleesklier stimuleren om insuline vrij te maken en dit kan een nog ernstigere hypoglycaemie tot gevolg hebben binnen 30-60 minuten. In plaats hiervan is het goed om een koolhydraatarm en eiwitrijk dieet te geven, verspreid over 4 tot 5 kleine maaltijden per dag. Indien de symptomen blijven, moet er gestart worden met het geven van glucocorticoïden. De corticosteroïden verhogen perifere vetoplossing en eiwitafbraak, en stimuleren vorming van glucose in de lever en afbraak van glycogeen tot glucose. Ze verminderen het perifeer glucoseverbruik en ook de gevoeligheid van de insulinereceptoren. Als er hoge doses corticosteroïden nodig zijn met mogelijk neveneffecten, dan kan er gestart worden met diazoxide. Dit remt de vorming van insuline en stimuleert de vorming van glucose en de afbraak van glycogeen tot glucose. Verder is nog een éénmalige toediening van Alloxan in de bloedbaan mogelijk. Dit middel doodt de betacellen van de alvleesklier, maar het effect van het middel op de tumor is onvoorspelbaar, en het gebruik ervan kan zelfs resulteren in suikerziekte.
Prognose
Op het tijdstip van operatie heeft ongeveer 40% van de gevallen uitzaaiingen. Sommigen doen het goed op medicatie. Of een operatie de prognose van de hond echt verandert, hangt af van de mate van uitzaaiing van de tumor. Veel honden met uitgebreide uitzaaiingen worden tijdens de operatie of kort erna (omdat de aanvallen van hypoglycaemie niet onder controle te krijgen zijn) geëuthanaseerd. 10-20% sterft aan post-operatieve complicaties, zoals ontsteking van de alvleesklier, lokale buikvliesontsteking en shock. Zelden is er permanent herstel, voor 40% van de honden die worden geholpen door chirurgie is de gemiddelde overlevingsduur ongeveer een jaar.