Bartonella – kattenkrabziekte
Bartonella henselae is een bacterie die bij katten vaak voorkomt. In de kat kan de bacterie zich namelijk goed vermenigvuldigen, maar veroorzaakt geen ziekteverschijnselen. Indien een mens besmet wordt met deze bacterie dan kan die persoon de kattenkrabziekte krijgen. De bacterie kan de bloedvaten aantasten.
Besmetting
Katten zijn drager van de Bartonella henselae-bacterie en kunnen hoge aantallen levende bacteriën in het bloed hebben zonder zichtbare ziekteverschijnselen. Uit onderzoek is gebleken dat 22% van de Nederlandse katten de bacterie in het bloed heeft en dat ongeveer de helft van de onderzochte katten antistoffen heeft tegen B. henselae. Dit betekent dat ze de bacterie een keer in hun leven in het bloed gehad hebben. Besmette katten kunnen de bacterie twee tot twaalf maanden nadat ze zelf besmet zijn, nog steeds verspreiden. Katten kunnen elkaar onderling via vlooien (de kattenvlo, Ctenocephalides felis felis) besmetten. Het is niet duidelijk of de mens ook via een vlo besmet kan worden. Wel is zeker dat de mens besmet wordt met B. henselae via een krab of een beet of contact met speeksel van een kat. De mate van besmettelijkheid is niet precies bekend. Contact met een kat met vlooien zorgt wel voor een verhoogde kans om de ziekte op te lopen. Vooral vrouwtjeskatten jonger dan 2 jaar kunnen de bacterie bij zich dragen. Kattenkrabziekte kan niet tussen mensen worden overgedragen.
Preventie
Hygiëne na een beet of krab (wassen van de huid, wonddesinfectie en wondverzorging) is belangrijk. Verder is het goed om vlooien bij katten te bestrijden (gedurende het hele jaar!!). Mensen met een verminderde weerstand kunnen beter niet met (jonge, speelse) katten omgaan. Indien deze mensen toch een kat willen, kan het best worden gekozen voor een kat van minimaal 1 jaar oud, zonder vlooien en negatief getest op Bartonella. Door de kat binnenshuis te houden verminder je de kans op vlooien en infectie met Bartonella.
Verspreiding en frequentie
De ziekte kan op elke leeftijd optreden, maar risicogroepen zijn kinderen en jongvolwassenen (mannen vaker dan vrouwen) met katten als huisdier. De meeste gevallen worden gemeld in herfst en winter. Dit hangt waarschijnlijk samen met meer contact met jonge katten in die periode. De bacterie komt wereldwijd voor. In Nederland weet men niet precies hoe vaak de ziekte optreedt, maar men schat minstens 300 tot 1000 gevallen per jaar. Dit is meer dan 2 per 100.000 inwoners per jaar.
Ziekteverschijnselen dier
Katten zijn in het algemeen symptoomloze dragers, dat betekent dat ze wel de bacterie bij zich dragen (en ook kunnen overbrengen), maar dat ze er zelf niet ziek van worden. In het geval van verminderde weerstand kunnen symptomen optreden als koorts, vergrote lymfeklieren, tandvleesontsteking, oogontsteking, endocarditis (hartklepontsteking), bloedarmoede, blaasontsteking en verminderde vruchtbaarheid.
Behandeling van een kat met kattenkrabziekte vermindert het aantal bacteriën, maar de bacterie verdwijnt niet helemaal. Daarom wordt alleen geadviseerd te behandelen indien de kat zelf ziek is door de kattenkrabziekte en indien dieren contact hebben met mensen met een verminderde weerstand. In dit geval kan doxycycline gedurende 2-4 weken worden gegeven.
Ziekteverschijnselen mens
Kattenkrabziekte bij mensen met een goede weerstand is vaak een onschuldige, soms met koorts gepaard gaande ziekte, die meestal vanzelf overgaat. De bacterie infecteert rode bloedcellen en endotheelcellen, maar kan ook worden gevonden in andere weefsels. Het begint vaak met één of meerdere knobbeltjes (2-3 mm) op de huid in de buurt van de krab of beet. Dit worden al snel blaasjes met na enkele dagen een korstje erop. Hierna verdwijnen de plekjes weer. Soms heeft men dit niet eens gemerkt. Na ongeveer twee weken kunnen de lymfeklieren groot en pijnlijk worden (lymfeklierontsteking of lymfadenitis). Er kan zich in de lymfeklier een abces vormen. Wanneer men echter contact met speeksel of de beet of krab in het oog heeft opgelopen, kan er een fikse ontsteking van de slijmvliezen rond het oog optreden. Soms leidt dit tevens tot een ontsteking van de lymfeklier bij het oog, waardoor een abces kan ontstaan. Deze lymfeklierontsteking kan weken tot maanden aanhouden (gemiddeld 6 weken), maar verdwijnt uiteindelijk in het geheel spontaan. Bij 1/3 van de patiënten gaat de ziekte in de eerste dagen tot weken gepaard met koorts, hoofdpijn en algemeen ziek-zijn. Bij 2 % van de patiënten kan de ziekte leiden tot een hersenvliesontsteking, waarbij men een verlaagd bewustzijn of zelfs coma en stuipen kan krijgen. Bij mensen met een verminderde weerstand verloopt de ziekte vaak ernstiger. Hierbij vindt men in eerste instantie vaak knobbeltjes en bloedingen in de huid, lever en milt. Deze kunnen met koorts en algemeen ziek zijn gepaard gaan en soms zelfs tot de dood leiden.
De meeste gevallen van ongecompliceerde kattenkrabziekte zijn zelflimiterend (gaan vanzelf over), maar het kan maanden duren voor volledig herstel is bereikt. De ziekte reageert slechts minimaal of niet op antibiotica. Bij mensen met een verminderde weerstand (YOPI = young, old, pregnant, immunodeficient) kan de bacterie dus ook elders in het lichaam schade geven. Een lever-, hartklep-, oog-, of hersenvliesontsteking kan optreden. Dan zijn antibiotica altijd nodig en vaak effectief.
Diagnostiek
Het aantonen van een infectie met Bartonella henselae is lastig. Humaan wordt de waarschijnlijkheidsdiagnose vaak gesteld op basis van anamnese (kattenkrab of beet) en passende symptomen. Aantonen van antilichamen en PCR van het bloed kunnen helpen bij het stellen van de diagnose. Een negatieve test sluit kattenkrabziekte echter niet uit.
Bronnen:
- Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
- VetVisuals International
- Medisch Centrum voor Dieren