Antibiotica en het Antibioticumbeleid
Antibiotica worden veel gebruikt in de (dier)geneeskunde. Antibiotica zijn dan ook niet meer weg te denken uit ons leven: zonder deze medicijnen zouden er heel veel ziekten niet of slecht behandelbaar zijn. Maar we moeten er als dierenarts, maar ook als diereigenaar wel verstandig mee omgaan. Dat betekent onder meer dat we kritisch moeten zijn bij het voorschrijven ervan (is het echt wel nodig?) en verstandige keuzes maken met betrekking tot het soort antibioticum dat we gaan voorschrijven.
Ziekenhuisbacterie
We hebben allemaal wel eens over de ziekenhuisbacterie gehoord of gelezen. Ziekenhuisbacterie is een verzamelnaam voor bacteriën die resistent zijn tegen meerdere (de meeste) antibiotica. Infecties met dergelijke bacteriën komen allang niet meer alleen in een ziekenhuis voor en het zijn allang niet meer alleen Staphylococcen (o.a. ook Pseudomonas, E-coli en Clostridium). Ze komen steeds vaker en wijd verbreid voor bij zowel mensen als dieren.
Resistentie
Resistentie ontstaat als bij een infectie niet alle bacteriën worden gedood door het toegediende antibioticum; de sterksten overleven en zorgen voor volgende generaties met meer weerstand tegen een bepaald antibioticum of meerdere antibiotica. Dat kan gebeuren als men zich bijvoorbeeld niet houdt aan de dosis, het tijdstip van toedienen en / of de duur van de kuur zoals die zijn voorgeschreven. Dan zijn er momenten dat de hoeveelheid antibioticum in het bloed daalt tot minder effectieve doseringen. Goede voorlichting van cliënten is dus van essentieel belang! Om extra grip op het therapieverloop te hebben is het zinvol na 3 dagen te controleren of het medicijn daadwerkelijk effect heeft; dat kan dan tevens een extra coaching moment zijn.
BO en antibiogram
Het kan ook zijn dat de betreffende bacterie niet voldoende gevoelig is voor het toegediende antibioticum. In veel gevallen (helaas niet in alle) kunnen we die gevoeligheid testen middels een bacteriologisch onderzoek (BO) en een gevoeligheidstest (antibiogram). Als we de kans krijgen om dat te doen, moeten we dat ook doen. Een beetje extra investeren in veel meer effectiviteit is natuurlijk ook nog eens veel beter voor de patiënt! In een groot aantal gevallen kunnen (en moeten) we het BO en antibiogram zelf in de praktijk uitvoeren; we hebben dan ook sneller de resultaten!
Besmetting mens-dier v.v.
Resistentie ontstaat in een omgeving waar veel antibiotica worden toegepast, zoals in een ziekenhuis. In de diergeneeskunde werd met de vinger gewezen naar de dierenartsen in de bio-industrie, maar deze zijn in zeer korte tijd in staat gebleken het antbioticumgebruik drastisch terug te dringen. Dierenartsen voor gezelschapsdieren schrijven met elkaar weliswaar veel minder antibiotica voor dan hun collegae in de bio-industrie, maar bij gezelschapsdieren is er een grotere infectiekans tussen huisdier en mens over en weer door een intensievere human-animal bond.
Antibioticumbeleid
Sinds 19 januari 2013 moeten dierenartsen zich bij de behandeling van hun patiënten houden aan onderstaande richtlijnen voor de keuze van een antibioticum. Toepassing van ‘populaire’ middelen zoals Convenia, Baytril en Marbofloxacine is verboden, tenzij er met een bacteriologisch onderzoek en een antibiogram is aangetoond dat er geen andere behandelopties zijn. Voor situaties waarin een gevoeligheidsbepaling onmogelijk of veterinair onverantwoord is, behoudt de dierenarts de mogelijkheid om in geval van diergeneeskundige noodzaak deze middelen toe te passen.
Een goede schriftelijke verslaglegging (en therapie-evaluatie) is hierbij van groot belang. Deze wettelijke verplichting komt voort uit de maatschappelijke en politieke druk om het gebruik van middelen die een grotere kans geven op antibioticumresistentie te beperken en is gebaseerd op het artikel: “Smal-, versus breedspectrum antibiotica en eerste, tweede en derde keuze op basis van het Gezondheidsraadadvies” van 16/11/2011. (http://wvab.knmvd.nl/wvab)
Keuzerichtlijnen
Bronnen: Zie artikel hier boven: http://wvab.knmvd.nl/wvab, Formularium hond en kat
De richtlijnen richten zich met name tegen ESBL vormers (1e keuze: geen ESBL) en voor het behoud van noodantibiotica (3e keus). ESBL of Extended Spectrum Bèta-Lactamase is een groep enzymen, die door bacteriën kunnen worden gevormd en die in staat zijn om antibiotica uit de groepen penicillines en cephalosporines onwerkzaam te maken. ESBL-vormende bacteriën behoren tot de Enterobacteriaceae (darmbacteriën). De meest bekende is E-coli. De toename van ESBL-vormende bacteriën zou verband houden met het overmatig gebruik van antibiotica in de bio-industrie (met name kippen). Zoals hiervoor opgemerkt is het antibioticum gebruik in die sector reeds drastisch beperkt.
1ste keuze
Dat zijn antibiotica die gebaseerd op het ziektebeeld een goede te verwachten werkzaamheid en een smal spectrum hebben. Ook is er minimale verstoring van de kolonisatieweerstand (darmflora) en een geringe kans op het ontstaan en de verspreiding van resistentie.
2de keuze
Dat zijn antibiotica die gebaseerd op het ziektebeeld een goede te verwachten werkzaamheid hebben maar niet volledig voldoen aan de overige criteria gesteld bij de eerste-keuze middelen. De noodzaak van toediening moet worden onderbouwd en vastgelegd: BO / antibiogram, klinische noodzaak e.d.
3de keuze
Dat zijn antibiotica die zeer terughoudend gebruikt dienen te worden. Ze moeten in niet levensbedreigende situaties alleen worden toegepast na isolatie van de verwekker en een antibiogram, in geval het eerste- of tweede-keuzeantibioticum niet geschikt is. In geval er geen tijd / mogelijkheid is voor een BO en antibiogram moet deze keuze worden onderbouwd en vastgelegd. Hieronder vallen de derde- en vierde-generatie cefalosporinen (bijv. Convenia) en fluoroquinolonen (bijv. Baytril). Dit zijn potente antibiotica die ook binnen de humane geneeskunde terughoudend worden gebruikt.
Richtlijn Toepassen van antimicrobiële middelen
De Richtlijn Toepassen van antimicrobiële middelen behandelt het verantwoord en transparant toepassen van antimicrobiële middelen bij dieren met als (waarschijnlijkheids)diagnose een bacteriële infectie. Het doel van deze richtlijn is om de dierenarts die antimicrobiële middelen voorschrijft te ondersteunen bij het maken van onderbouwde behandelkeuzes. Dit betreft zowel de keuze van het antimicrobiële middel als de toepassing en de therapie-evaluatie.
Daar waar bij het toepassen van antimicrobiële middelen knelpunten ontstaan, vanwege een conflict tussen het wettelijk kader en goede veterinaire praktijk, geeft deze richtlijn aanbevelingen om op een verantwoorde manier met deze conflicten om te gaan. Op deze manier draagt deze richtlijn bij aan het transparant maken van het gebruik van antimicrobiële middelen in de diergeneeskunde.
De richtlijn is opgesteld door een daartoe geïnstalleerde, multidisciplinaire werkgroep, in opdracht van het bestuur van de KNMvD. De richtlijn vertegenwoordigt de geldende professionele standaard ten tijde van de opstelling en is niet te beschouwen als wettelijk voorschrift.
De richtlijn is 24 maart 2015 gepubliceerd en is 30 juni 2015 vastgesteld door het bestuur van de KNMvD.
Bron EduPet en KNMvD
U begrijpt uit bovenstaande dat wij ons, als gezelschapsdierenpraktijk aan het beleid moeten houden en de richtlijn moeten volgen, waardoor wij dus geen antibiotica voor mogen schrijven zonder een huisdier gezien te hebben.