Niesziekte bij de kat
Niesziekte is de meest voorkomende infectieziekte bij de kat. Het is een uiterst besmettelijke aandoening die alle slijmvliezen van het lichaam aantast en waar kittens flink ziek van kunnen zijn.
Niesziekte is een ziekte die door meerdere kiemen wordt veroorzaakt. De belangrijkste zijn het feline calicivirus, het feline herpesvirus, ook wel het rhinotracheitis virus genoemd, Bordetella bronchiseptica, Chlamydophila felis en Mycoplasma spp. De ziekteverschijnselen die deze verwekkers veroorzaken lijken zo sterk op elkaar dat ze samengevat worden onder de noemer niesziekte. Vaak is er sprake van een menginfectie met meerdere ziektekiemen.Acute niesziekte kan leiden tot permanente schade aan neus en neusholten. Bacteriële infectie kan dit proces versnellen.
De belangrijkste manier van verspreiding is via kleine vochtdruppeltjes beladen met ziektekiemen die een besmette kat door te niezen de lucht inblaast. Deze druppels zijn zo klein dat ze lang (uren) in de lucht kunnen blijven hangen en over grote afstanden met de luchtstroom mee vervoerd kunnen worden. Vooral op plaatsen waar veel katten bij elkaar zitten in een kleine ruimte, zoals cattery’s, asielen of dierenpensions, kunnen epidemieën uitbreken.
Hiernaast kan de ziekte ook worden overgedragen door besmette manden, kooien of via handen, kleding en schoeisel van de mens.
Ondersteunende therapie
De naam niesziekte is wat misleidend want niet iedere kat met niesziekte, niest ook. Niesziekte tast de slijmvliezen van ogen, luchtwegen en het maag/darmstelsel aan. Besmette katten hebben ontstoken ogen, vieze neusuitvloeiing en soms zweertjes op de tong. Vaak gaat het geheel gepaard met diarree. Ze hebben koorts en laten hun eten en drinken staan en niezen of kwijlen vaak.
De diagnose wordt meestal gesteld op basis van klinische verschijnselen, maar indien een bepaald agens specifiek verdacht wordt, kunnen diagnostische testen (zoals PCR) worden ingezet ter bevestiging / diagnose.
Links kat met ontstoken ogen door niesziekte , rechts kitten met zweren op de tong door niesziekte
Dieren die niet drinken, kunnen binnen korte tijd uitdrogen. Ook zijn de aangetaste slijmvliezen van de luchtwegen een vruchtbare voedingsbodem voor allerlei andere kiemen, die onder andere longontstekingen kunnen veroorzaken. Vooral jonge dieren kunnen heel ziek zijn van een niesziekte infectie. Hun afweersysteem is nog niet volledig ontwikkeld en ze zijn vaak nog niet ingeënt. Toch is niesziekte – mits tijdig ontdekt- met een goede behandeling volledig te genezen.
Indien het herpesvirus echter een rol spelt zal dit virus latent aanwezig blijven in de kat. Bij een verminderde weerstand en stress kan het herpesvirus weer op gaan spelen en kunnen katten opnieuw niesziekte verschijnselen vertonen.
De virale component van niesziekte is niet te behandelen en de therapie is dan ook vaak een ondersteunende therapie.
Ondersteunende therapie zal onder andere bestaan uit (dwang)voeren, de vochtbalans en temperatuur op peil houden en eventueel ontstekingsremmers toedienen.
Omgevingsmaatregelen voor asielen bestaan onder andere uit het isoleren/separeren van dieren in groepen (ziek, niet-ziek, waarschijnlijk besmet), ventilatie optimaliseren en hygiënemaatregelen (huisvesting verbeteren, handen wassen na contact, specifieke kleding gebruiken, schoonmaak- en desinfectieprotocollen verbeteren/implementeren) .
Voor kittens zijn nog specifieke maatregelen te overwegen, zoals vroeger spenen en isoleren.
Het wel of niet toepassen van antibiotica wordt nu voornamelijk gebaseerd op de inschatting van de dierenarts en persoonlijke ervaring:
- Direct behandelen met antibiotica (ook bij milde symptomen i.v.m. met mogelijke chronische problematiek)
- Alleen behandelen in ernstige gevallen of wanneer (muco)purulente uitvloeiing wordt gezien of wanneer om een andere reden een bacteriële component verdacht is
- Niet behandelen (om diverse redenen). De belangrijkste factor in de overweging blijkt toch, ook uit literatuur, het klinisch beeld te zijn.
Breedspectrumantibiotica, werkzaam tegen anaerobe bacteriën met een goede penetratie in de respiratietractus, worden aangeraden. Daaronder vallen de tetracyclines (voornamelijk doxycycline), welke een goede effectiviteit zouden hebben tegen B. bronchiseptica, C. felis en Mycoplasma spp.
Hierbij wordt terecht opgemerkt dat het toedienen van tabletten aan katten zowel lastig als onaangenaam kan zijn en dat met doxycycline tabletten complicaties kunnen ontstaan, zoals oesofagiale stricturen en oesophagitis. Het gebruik van andere formuleringen is dus aan te raden. Resistentie (van bijvoorbeeld B. bronchiseptica, maar ook ander bacteriën die een rol kunnen spelen) is gerapporteerd. Het gebruik van tetracyclines bij erg jonge dieren en zwangere poezen is in verband met negatieve effecten (zoals verkleuring van tanden) in bepaalde mate gecontra-indiceerd. Andere antibiotica die worden genoemd, zijn trimethoprim-sulfa, amoxicilline (+ clavulaanzuur), ampicilline, azithromycine en fluoroquinolonen, zoals enrofloxacine.
De therapieduur is vaak niet eenduidig. Vaak moet 2-4 weken worden behandeld met antibiotica.
Als specifieke agentia verdacht worden een rol te spelen / aangetoond zijn kan dit oplopen tot wel zes weken of langer. Bijvoorbeeld: in het geval dat C. felis of Mycoplasma spp. is/zijn aangetoond, wordt aangeraden 2-8 weken te behandelen en ook oogzalf te gebruiken tot wel twee weken na klinische verschijnselen.
Voorkomen is beter dan genezen luidt een oud gezegde. Ook voor niesziekte gaat dit op. Het is goed mogelijk door inenten dieren te beschermen tegen niesziekte. Deze inentingen worden aan gezonde dieren gegeven om te voorkomen dat ze ziek worden. Als ze ziek zijn moeten ze eerst genezen voordat een enting zin heeft.
Jonge katten kunnen vanaf negen weken leeftijd geënt worden tegen niesziekte. Voor een goede bescherming is het raadzaam om deze enting binnen een maand te herhalen. Hierna is een jaarlijkse herenting nodig.
Het is zo dat de afweer die met deze entingen wordt opgebouwd niet altijd volledig bescherming geeft. De ziekteverwekkers van niesziekte veranderen zich dermate snel, dat het lichaam ze soms maar gedeeltelijk herkent als de ziektekiem waartegen geënt is. De afweer werkt in zo’n geval niet optimaal en het dier kan alsnog ziek worden. Dit verschijnsel kennen we allemaal ook van mensen die de griepprik gehad hebben. Ook deze mensen hebben nog steeds kans om toch griep te krijgen, maar dan in minder heftige vorm. De gedeeltelijke bescherming zorgt er bij katten net als bij mensen voor, dat in plaats van een potentieel ernstige ziekte, de klachten beperkt blijven.