Hypertrofische Cardiomyopathie bij katten
Hypertrofische cardiomyopathie is één van de meest voorkomende hartaandoeningen bij de kat. Bij deze aandoening ontstaat er een verdikking (hypertrofie) van de hartspier (cardio = hart en myo = spier). Hierdoor wordt niet alleen het hart groter maar met name het lumen van het hart (de inhoud) kleiner. Per samentrekking kan er dus minder bloed naar het lichaam gestuurd worden. Om er toch voor te zorgen dat het lichaam genoeg bloed krijgt moet het hart dus sneller gaan kloppen.
Links een normaal hart en rechts een hart met HCM waarbij de wand verdikt is en het lumen van de linker hartkamer verkleint
De aandoening kan primair (afwijking van de hartspier zelf) of secundair (ten gevolge van andere aandoeningen) zijn. Een paar voorbeelden van secundaire HCM zijn klepafwijkingen, hoge bloeddruk en schildklierafwijkingen. Bij primaire HCM zijn bij verschillende rassen (onder andere Maine Coon en Britse Korthaar) een erfelijke factor aangetoond. Welke genen en op welke wijzen dit precies in zijn werk gaat wordt nog volop onderzocht.
Bij fokdieren worden onderzoeken gedaan voordat ze worden goedgekeurd om daadwerkelijk mee te fokken. Met behulp van echografie kan het hart in beeld gebracht worden. Tijdens deze echografie worden er verschillende metingen verricht van de dikte van de hartspier en het lumen (zie figuur 2). Ook wordt er met behulp van Doppler naar de bloedstroom gekeken. Als het bloed niet goed stroomt is dit te zien als een werveling. Deze wervelingen kunnen ook waargenomen worden met een stethoscoop (hartruis). Het horen van een hartruis geeft alleen aan dat de stroming niet optimaal is maar zegt niks over de ernst van het probleem. Met de echografie kan er wel gekeken worden wat er mis is en wat de ernst van het probleem is. Door de wervelingen kunnen soms bloedklonters (stolsels) gevormd worden.
Echografisch beeld van een normaal hart (links) en een hart met HCM (rechts), de wand van de linker hartkamer (LV) is verdikte waardoor de inhoud is verkleint.
Meestal wordt de aandoening pas zichtbaar op een leeftijd van 3 tot 7 jaar. Er zijn echter ook uitzonderingen waarbij HCM kan voorkomen bij kittens maar ook bij oude katten van 17 jaar. Aangetaste dieren vertonen ook niet altijd symptomen, maar deze kunnen naar voren komen bij het ouder worden. Bij katers beginnen de problemen vaak vroeger, is de aandoening ernstiger en overlijden ze vaker dan poezen.
Vaak vertonen de dieren geen symptomen of slechts milde klachten; de conditie wordt slechter en ze kunnen vermageren. Symptomen kunnen variëren van slechte eetlust en braken, tot plotseling flauwvallen en acute hartstilstand. Op het moment dat het hart onvoldoende zijn werk kan doen spreken we van hartfalen. De patiënten krijgen dan moeite met ademhalen omdat er vocht uit de bloedvaten in de borstholte of longen komt. Zoals eerder vermeld kunnen er ook bloedklonters gevormd worden. Als deze losschieten gaan ze door de bloedbaan totdat ze op een te smal punt aankomen en blijven steken. Dit punt is waar de aorta zich splits ter hoogte van de achterpoten, we spreken dan van een zadeltrombus. Omdat de bloedklonter de vaten blokkeert komt er geen bloed meer in de achterpoten met als gevolg dat de patiënt acuut verlamd is.
Dieren die geen symptomen hebben worden niet behandeld met medicatie. Uiteraard moeten ze goed in de gaten worden gehouden. Aangezien de symptomen subtiel zijn is dit niet altijd een makkelijke opgave. Het beste is om de ademhaling te tellen als het dier ligt te slapen. Als de ademhaling meer dan 30 per minuut s kan dit wijzen op hartfalen. De acute behandeling bestaat uit het vermijden/verminderen van stress, extra zuurstof toedienen en het verwijderen van het vocht uit de borstholte of longen. Dit laatste gebeurd met behulp van vochtafdrijvers (diuretica). Aanvullend kunnen ACE-remmers (bloeddrukverlagers), betablokkers (verlagen hartfrequentie), calciumkanaalblokkers (vaatverwijding) en bloedverdunners gegeven worden. In geval van een zadeltrombus is de prognose zeer ongunstig. Met intensieve therapie kan er getracht worden om de klonter op te lossen. Als de bloedklonter niet snel genoeg oplost kan er onherstelbare schade ontstaan aan de achterpoten. Er is slechts een zeer klein percentage patiënten dat hersteld en deze lopen een hoog risico op herhaling van het ontstaan van een bloedklonter.