Fokkersbegeleiding
Alle fokkers worden van tijd tot tijd wel eens geconfronteerd met een teef die na de dekking ‘leeg’ blijft. Soms zal de teef wel opgenomen hebben maar zijn de vruchtjes om onbekende redenen al in een heel vroeg stadium afgestorven. En soms moet de oorzaak bij de reu gezocht worden. Heeft de reu in dezelfde periode bij andere teven wel voor voldoende grote nesten gezorgd dan moet de oorzaak niet bij de reu gezocht worden. Heeft de reu nog niet eerder gedekt of produceert de reu vaker kleine nesten dan is een sperma onderzoek van de reu noodzakelijk.
Bepalen dektijdstip
Eicellen zijn maar vrij kort te bevruchten. Dit moment ligt ca. 36-48 uur na eisprong. Aangezien we aan de buitenkant van de teef niet kunnen zien wanneer er een eisprong heeft plaatsgevonden moeten we naar dit tijdstip raden. Bij een te vroege koppeling in de loopsheid dan zal de teef de reu vaak niet accepteren. Met name geldt dit voor nogal dominante teven bij minder dominante reuen. Bij een te late koppeling zijn veel eicellen te oud om nog bevrucht te worden. Gevolg is dan een erg klein nest of zelfs een ‘lege’ teef.
Het bepalen van het optimale dektijdstip is van groot belang. Niet alleen wordt de kans op drachtigheid hiermee vergroot, ook de nestgrootte wordt hierdoor positief beïnvloed.
Uit diverse onderzoeken is gebleken dat het bepalen van het optimale dektijdstip aan de hand van het gedrag van de teef onbetrouwbaar is en datzelfde geldt voor lichamelijke symptomen als uitvloeiing en vulvazwelling. Ook de methode van veel fokkers om de teef standaard op een bepaald aantal dagen, meestal 11 tot 13, na het begin van de loopsheid te laten dekken is af te raden omdat dit voorbij gaat aan de grote variatie die bestaat tussen teven maar ook tussen cycli. Volgens sommigen is verkeerde timing van de dekking zelfs de belangrijkste oorzaak voor het niet drachtig worden van een gedekte teef.
Cytologie
Met behulp van cytologisch onderzoek van vagina-uitstrijkjes is het stadium van de cyclus te bepalen. Onder invloed van de stijgende oestrogeenconcentratie tijdens de pro-oestrus zal cornificatie van de oppervlakkige cellagen van het vaginaslijmvlies optreden. Omdat deze cornificatie pas 5 dagen na de ovulatie verdwijnt, heeft de vaginacytologie echter slechts retrospectieve waarde als het gaat om het vaststellen van het moment van ovulatie.
LH-bepaling
Een vaste relatie blijkt te bestaan tussen het optreden van de LH piek en de ovulatie. Het interval tussen de pre-ovulatoire LH-piek en de ovulatie bedraagt ongeveer 2 dagen zodat bepaling van dit hormoon een goede methode is om de eisprong te voorspellen. Een praktisch bezwaar is echter dat de LH-piek slechts kort duurt waardoor het onderzoek dagelijks gedaan zal moeten worden. Verder beschikken maar weinig laboratoria over een betrouwbare assay voor de bepaling van het canine LH.
Progesteron
Volgens diverse onderzoekers is de progesteronconcentratie van het plasma een betrouwbare methode om de ovulatie te voorspellen. Vanwege het feit dat bij de teef sprake is van een preovulatoire luteïnisatie begint de stijging van de progesteronconcentratie al 2 dagen voor de ovulatie. Diverse onderzoekers hebben aangetoond dat het ovulatietijdstip kan worden bepaald door eenmaal per twee dagen de progesteronconcentratie van het bloed te bepalen.
Tijdens de anoestrus is de progesteronconcentratie, bepaald met de Radio Immuno Assay (RIA), minder dan 1,0 ng/ml. Ook tijdens het grootste gedeelte van de pro-oestrus ligt het progesteron op dit basale niveau. Op de dag van de LH-piek zal de progesteronconcentratie, als gevolg van de preovulatoire luteïnisatie van de follikels, gaan stijgen tot ongeveer 2,0 ng/ml. Een dag later stijgt het progesteron door tot 3,0 ng/ml. om op de dag van ovulatie een niveau te bereiken van 4,0 tot 8,0 ng/ml. Hogere progesteron concentraties geven aan dat de eisprong inmiddels heeft plaatsgevonden.
De oocyten van de teef zijn op het moment van ovulatie nog in een immatuur stadium. Deze “primaire oocyten” kunnen op dat moment ook nog niet bevrucht worden. Bevruchting is pas mogelijk vanaf 60 uur na de ovulatie, wanneer het maturatieproces voltooid is. Het optimale dektijdstip voor de teef is ongeveer twee dagen na de ovulatie.
Kunstmatige inseminatie
Soms wil het gebeuren dat de teef volgens alle onderzoeken toe is aan een dekking maar dat het toch niet lukt. Dit kan doordat het fysiek niet lukt of dat de teef het om een of andere reden niet toelaat. In die gevallen is het mogelijk om KI toe te passen. Voor KI wordt er sperma afgenomen van de reu en dit wordt vervolgens onder de microscoop bekeken. Indien alles in orde is kan het worden ingebracht. Met een scope (camera) gaan we in de vulva van de teef. We beoordelen de slijmvliezen en gaan via de vagina richting de baarmoeder. Vervolgens wordt het sperma in de baarmoeder (of zo dicht mogelijk in de buurt) aangebracht.
Opvolging
Na 3-4 weken kunnen we met behulp van echografie kijken of de teef daadwerkelijk drachtig is. We kunnen dan ook een schatting maken van het aantal embryo’s. Omdat de embryo’s kunnen bewegen in de buik en omdat we met de sonde via verschillende richtingen kunnen kijken kan het zijn dat ‘sommige dubbel geteld worden of dat we sommige niet zien. Daarom blijft het altijd een schatting. Om meer zekerheid te krijgen kan er vanaf dag 45 een rontgenfoto worden gemaakt. Vanaf dan is het het grootste deel van het skelet “verbeend” en dus zichtbaar op de foto. Door het aantal schedels en ruggengraten te tellen kunnen we met redelijk veel zekerheid bepalen hoeveel pups er geboren gaan worden.